‘Stilaan wordt de Vlaamse film slachtoffer van eigen succes’
Dirk Impens, 53 jaar, is filmproducent van onder andere De Helaasheid der Dingen en Daens. ‘Er is vertrouwen bij het publiek. Maar hoet het verder moet met de Vlaamse film is een andere vraag.’
Bron: Sander Van Laere |
‘Dé doorbraak naar het buitenland is er nog niet, maar r is veel aandacht voor de Vlaamse film. Dat is een goed teken. Je moet natuurlijk opletten dat je die aandacht niet kwijtspeelt. Met de reputatie die er nu is, moet je heel voorzichtig zijn, die is fragiel. Het is goed dat er een aantal films geselecteerd zijn voor de filmfestivals, maar de ultieme erkenning in het buitenland is er nog niet. Verre van. Stilaan komt die erkenning er wel, zoals bij Felix Van Groeningen en de gebroeders Dardenne. Er is geen enkele Belgische filmmaker, die een reputatie heeft als die van hen.’
Volgens sommige kritieken is de Vlaamse film te Vlaams, wat buitenlands succes in de weg staat.
‘Onterecht, maar ik begrijp ze wel. Sommigen kunnen er niet tegen dat de Vlaming zo wordt geportreteert. Het gaat hier wel om een bepaalde groep van Vlamingen. De Helaasheid der Dingen is een film over een familie van marginalen. Het gaat net over het ontsnappen uit die marginaliteit. En de Helaasheid is ook wel dé film die met cijfers kan bewijzen dat hij in het buitenland gemarcheerd heeft. In Frankrijk zijn er 120 000 cinematickets verkocht, in Nederland 100 000 Dat zijn uitzonderlijk hoge cijfers. De film zou te Vlaams is, maar net omdat die zo Vlaams is, doet die het toch wel internationaal. De film heeft overal zeer goede kritieken gekregen, wat zou je nog meer willen?’
Een oscar?
‘Ja, graag. Maar daar doen we het niet voor.’
Moet de Vlaamse film zich enkel richten op nationaal of ook op internationaal vlak?
‘Het belangrijkste is: zorgen dat je verhaal gesmaakt wordt door het publiek van je homemarket. Bij ons is die helaas klein. Als je een film maakt om internationaal te gaan, heb je grote kans om te mislukken. Dat was zo bij Villa des Roses. We hebben toen gekozen om een Vlaamse film te maken met internationale uitstraling, maar door het ontbreken van authenticiteit, mislukte het.’
Er zou te weinig aandacht besteed worden aan scenario in Vlaanderen. Klopt dat?
‘We hebben een enorme weg afgelegd wat dat betreft. In 1986 organiseerde ik mee scenariocursussen. Frank Daniel, uit Hollywood, kwam cursussen geven, hier in Vlaanderen. Onder andere Josse De Pauw en Jaco Van Dormael volgden die cursus. Zij hebben toen voor de eerste keer het woord scenario-analyse gehoord. Ze keken toen naar Casablanca en Frank Daniel legde uit hoe de structuur van die film ineen zat. Uiteraard had je daar onmiddelijk reactie op: ‘We zijn hier niet in Hollywood, wij doen dat anders. Wij zijn geen commercanten, wij zijn artiesten.’ Je had een enorme terughoudendheid bij de jonge filmmakers. Zij geloofden niet in structuren, zij geloofden alleen in zichzelf. Nu kan je niet meer naast het aantal cursussen kijken. Elke scenarist in Vlaanderen kent de theorie, weet hoe de structuur in elkaar zit. Ze staan er soms wat weigerachtig tegenover, maar ze kennen het wel. Ze gebruiken de theorie en doen er hun eigen ding mee.’
Zal er nog genoeg geld zijn om verder films te maken in Vlaanderen?
‘Dat is een van de grote uitdagingen. Stilaan wordt de Vlaamse film slachtoffer van zijn eigen succes. 9 jaar geleden toen het Vlaams Audiovisueel Fonds ontstond, was het relatief makkelijk om geld te krijgen, omdat er niet zoveel projecten waren. Ondertussen is het aantal regisseurs in Vlaanderen gestegen. Al die mensen maken professionele films die hun weg vinden naar het publiek. We gaan dat niet kunnen volhouden. Er gaat nu iets moeten gebeuren. Ofwel gaan de mensen minder films moeten maken, ofwel met minder subsidies eenzelfde film maken. Er zit veel vis in de vijver, maar die vijver is te klein.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten